Gert Stulp
Huiswerkopgaven hoeven niet ingeleverd te worden.
Practica dienen ingeleverd te worden aan het einde van de sessie.
Uitwerkingen van week 1 staan online.
Inkomen
Tentamencijfers
Aantal tweets Trump
Gewicht
2.1
Inkomen
Tentamencijfers
Aantal tweets Trump
Gewicht
2.1
Favoriete politieke partij
In bezit van auto
Haarkleur
Wijn- of bierdrinker
Inkomen
Gewicht
2.1
Inkomen
Gewicht
2.1
Tentamencijfers (afgerond)
Aantal tweets Trump
Inkomen
Gewicht
2.1
Tentamencijfers (afgerond)
Aantal tweets Trump
Het onderscheid tussen continu en discreet is in de praktijk vager dan in theorie:
Het meetniveau van een variabele geeft aan hoeveel getalsinformatie in de scores van een variabele je ‘serieus mag nemen’
nominaal:
gevallen hebben verschillende scores
Jan heeft een hond, en Piet een kat
Het meetniveau van een variabele geeft aan hoeveel getalsinformatie in de scores van een variabele je ‘serieus mag nemen’
nominaal:
gevallen hebben verschillende scores
Jan heeft een hond, en Piet een kat
ordinaal:
gevallen kunnen gerangschikt worden op scores
Jan drinkt vaak Bier, en Piet soms
Het meetniveau van een variabele geeft aan hoeveel getalsinformatie in de scores van een variabele je ‘serieus mag nemen’
nominaal:
gevallen hebben verschillende scores
Jan heeft een hond, en Piet een kat
ordinaal:
gevallen kunnen gerangschikt worden op scores
Jan drinkt vaak Bier, en Piet soms
interval:
het verschil tussen gevallen a&b is 2× verschil c&d
Jan heeft 3 IQ-punten meer dan zijn broer, en Piet 6; 2x zoveel dus
Het meetniveau van een variabele geeft aan hoeveel getalsinformatie in de scores van een variabele je ‘serieus mag nemen’
nominaal:
gevallen hebben verschillende scores
Jan heeft een hond, en Piet een kat
ordinaal:
gevallen kunnen gerangschikt worden op scores
Jan drinkt vaak Bier, en Piet soms
interval:
het verschil tussen gevallen a&b is 2× verschil c&d
Jan heeft 3 IQ-punten meer dan zijn broer, en Piet 6; 2x zoveel dus
ratio:
geval a is 2× zo (vul in) als geval b
Jan verdient 2x minder dan Piet
Latin: nōmen ("name").
Beroep
Geslacht
Latin: ordo ("order").
Politieke oriëntatie
Schooldiploma
Bij een ordinaal meetniveau zit er een bepaalde volgorde in de categorieën. Vaak is er bij bij een nominaal meetniveau wel een volgorde te verzinnen. Bijvoorbeeld beroep: "blue collar", "white collar".
2.1
IQ
Temperatuur (°C)
Geboortejaar
Lichaamslengte
Temperatuur (K)
Studiepunten
Het fundamentele verschil tussen het interval en ratio meetniveau is dat laatstgenoemde een absoluut nulpunt heeft waarbij de 0 "afwezigheid van de eigenschap" betekent. 0 studiepunten betekent de afwezigheid van studiepunten; 0 °C betekent niet de afwezigheid van warmte, maar minder warmte dan 1 °C.
2.1
Enkele voorbeelden van bias in steekproeven zijn:
sampling bias:
niet iedereen heeft een gelijke kans om in de steekproef te komen. Voorbeelden: volunteer sampling, undercoverage, overcoverage
2.3
Enkele voorbeelden van bias in steekproeven zijn:
sampling bias:
niet iedereen heeft een gelijke kans om in de steekproef te komen. Voorbeelden: volunteer sampling, undercoverage, overcoverage
2.3
response bias:
respondent geeft onjuist antwoord. Voorbeelden: liegen, ambigue vragen.
Enkele voorbeelden van bias in steekproeven zijn:
sampling bias:
niet iedereen heeft een gelijke kans om in de steekproef te komen. Voorbeelden: volunteer sampling, undercoverage, overcoverage
2.3
response bias:
respondent geeft onjuist antwoord. Voorbeelden: liegen, ambigue vragen.
nonresponse bias:
respondent wordt niet bereikt, wil niet meewerken, of beantwoordt niet alle vragen
Bij sampling bias gaat het om fouten die betrekking hebben op de manier waarop de steekproef is getrokken. Er zullen dus mensen in de steekproef ontbreken of overgerepresenteerd zijn. Voorbeelden: telefonische interviews afnemen tussen 9-17 uur, steekproef studenten in de UB
2.3
Bij sampling bias gaat het om fouten die betrekking hebben op de manier waarop de steekproef is getrokken. Er zullen dus mensen in de steekproef ontbreken of overgerepresenteerd zijn. Voorbeelden: telefonische interviews afnemen tussen 9-17 uur, steekproef studenten in de UB
2.3 Bij response/non-response bias gaat om fouten die betrekking hebben op het niet of foutief beantwoorden van de vragen in de vragenlijst, maar de steekproef kan wel correct getrokken zijn.
Bij sampling bias gaat het om fouten die betrekking hebben op de manier waarop de steekproef is getrokken. Er zullen dus mensen in de steekproef ontbreken of overgerepresenteerd zijn. Voorbeelden: telefonische interviews afnemen tussen 9-17 uur, steekproef studenten in de UB
2.3 Bij response/non-response bias gaat om fouten die betrekking hebben op het niet of foutief beantwoorden van de vragen in de vragenlijst, maar de steekproef kan wel correct getrokken zijn.
Bij response bias is een respondent wel bereikt voor het onderzoek, maar liegt hij of zij tijdens het beantwoorden van de vragen of beantwoordt hij of zij de vragen verkeerd door ambiguïteit of de volgorde van de vragen. Voorbeelden: liegen over aantal sekspartners.
Bij sampling bias gaat het om fouten die betrekking hebben op de manier waarop de steekproef is getrokken. Er zullen dus mensen in de steekproef ontbreken of overgerepresenteerd zijn. Voorbeelden: telefonische interviews afnemen tussen 9-17 uur, steekproef studenten in de UB
2.3 Bij response/non-response bias gaat om fouten die betrekking hebben op het niet of foutief beantwoorden van de vragen in de vragenlijst, maar de steekproef kan wel correct getrokken zijn.
Bij response bias is een respondent wel bereikt voor het onderzoek, maar liegt hij of zij tijdens het beantwoorden van de vragen of beantwoordt hij of zij de vragen verkeerd door ambiguïteit of de volgorde van de vragen. Voorbeelden: liegen over aantal sekspartners.
Bij de non-response bias wordt de respondent niet bereikt wordt of deze wil niet mee doen, of deze slaat sommige vragen bewust over. Voorbeelden: inkomen niet opgeven, geen zin meer in de rest van de vragenlijst.
De manier waarop een steekproef wordt getrokken heeft grote invloed op het vermijden van bias en hoe (goed) je vanuit de steekproef conclusies over de populatie kan afleiden. Er zijn diverse sampling methoden.
simple random sample:
iedereen heeft gelijke kans op deelname. Voorbeeld: enquête onder studenten op basis van studentnummer.
De manier waarop een steekproef wordt getrokken heeft grote invloed op het vermijden van bias en hoe (goed) je vanuit de steekproef conclusies over de populatie kan afleiden. Er zijn diverse sampling methoden.
simple random sample:
iedereen heeft gelijke kans op deelname. Voorbeeld: enquête onder studenten op basis van studentnummer.
cluster sampling:
deel de populatie op in verschillende "clusters" en trek een SRS van de clusters. Efficiënter.
De manier waarop een steekproef wordt getrokken heeft grote invloed op het vermijden van bias en hoe (goed) je vanuit de steekproef conclusies over de populatie kan afleiden. Er zijn diverse sampling methoden.
simple random sample:
iedereen heeft gelijke kans op deelname. Voorbeeld: enquête onder studenten op basis van studentnummer.
cluster sampling:
deel de populatie op in verschillende "clusters" en trek een SRS van de clusters. Efficiënter.
stratified sampling:
deel de populatie in groepen van ‘soortgelijke’ individuen ("strata") en trek een SRS binnen elke groep. Voorbeeld: onderzoek naar etnische minderheden.
2 vormen van stratified sampling:
2.4
proportional stratified sampling:
deel de populatie op in verschillende "strata" en trek een SRS binnen de strata De grootte van de SRS is proportioneel ten aanzien van de grootte van die strata in de populatie. Voorbeeld: 20% van de studenten aan RuG zijn 'internationaal'. Trek een steekproef van 10 internationale en 40 Nederlandse studenten
disproportional stratified sampling:
deel de populatie op in verschillende "strata" en trek een SRS binnen de strata. De grootte van de SRS wordt zo bepaald dat er van beide strata goede schattingen gemaakt kunnen worden. Voorbeeld: 100 Nederlandse en 100 internationale studenten
Huiswerkopgaven hoeven niet ingeleverd te worden.
Practica dienen ingeleverd te worden aan het einde van de sessie.
Uitwerkingen van week 1 staan online.
Keyboard shortcuts
↑, ←, Pg Up, k | Go to previous slide |
↓, →, Pg Dn, Space, j | Go to next slide |
Home | Go to first slide |
End | Go to last slide |
Number + Return | Go to specific slide |
b / m / f | Toggle blackout / mirrored / fullscreen mode |
c | Clone slideshow |
p | Toggle presenter mode |
t | Restart the presentation timer |
?, h | Toggle this help |
Esc | Back to slideshow |